Triller - Horror

Eng ... spanning ... bovennatuurlijk ... en ...                                                                        > Meer informatie hier <

De Geit
De Geit

De ijzige kou prikte door de dunne stof van haar nachtkleding. Elara's ogen schoten open, de wereld wazig, gevuld met een onaangename geur van antisepticum en iets anders, iets aards en muf. Ze was vastgebonden, haar polsen en enkels strak omsloten door koude, roestige kettingen die in de betonnen vloer waren verankerd. De kamer was kaal, de muren waren een smerig grijs, bezaaid met onregelmatige vochtplekken. Een enkele gloeilamp hing schuin aan het plafond, zijn licht een zwakke, trillende vlam in de duisternis.

Een schaduw bewoog in de hoek. De schaduw materialiseerde zich tot een man, lang en mager, gehuld in een witte jas die meer vuil dan wit leek. Zijn gezicht was verborgen achter een chirurgisch masker, maar Elara zag de ogen – kleine, koude, zwarte kralen die haar met een ijzingwekkende intensiteit aanstaarden. Hij droeg een metalen koffer, zijn inhoud zichtbaar: een glinsterende verzameling chirurgische instrumenten, scharen, scalpels, tangen – elk instrument reflecteerde het zwakke licht, als kleine, dode ogen die haar beoordeelden.

Een scherpe pijn doorstak haar arm, een pijn die door haar hele lichaam schoten. De man, zijn bewegingen vloeiende, dodelijke dans, begon met zijn werk. Elara schreeuwde, een kreet gevuld met pure terreur, maar de kreet werd gesmoord door de ijzeren greep van de kettingen. De pijn was ondraaglijk, een marteling die haar lichaam traag, systematisch transformeerde. Ze verloor het bewustzijn, haar laatste herinnering een golvende zee van pijn.

Toen Elara weer wakker werd, was de wereld anders. De pijn was weg, vervangen door een vreemde, diepe leegte. Ze probeerde te schreeuwen, te vragen om hulp, maar het geluid dat uit haar keel kwam was niet menselijk. Het was een schorre, raspende bleeting, het geluid van een geit. Paniek schoot door haar heen, een ijskoude golf die haar lichaam verlamde.

Ze probeerde haar handen te bewegen, ze voelde haar borsten, maar er waren geen borsten. In plaats daarvan waren er uiers, twee volle, hangende zakken. Haar vingers bewogen over de zachte, ruwe huid, een dikke, geitenvacht bedekte haar lichaam. Tranen stroomden over haar wangen, maar ze kon niet huilen, niet praten, enkel bleten.

De man in de witte jas stond naast haar, zijn masker af. Zijn gezicht was niet afstotend, niet kwaadaardig, maar kalm, zelfs tevreden. "Gefeliciteerd," zei hij, zijn stem gedempt, maar duidelijk. "Je bent nu een hybride. Een perfectie van mens en dier." Hij glimlachte, een glimlach die Elara's hart deed bevriezen.

Hij leidde haar naar buiten, naar een weide, omgeven door een hoog, onneembaar hek. Andere wezens graasden daar, hybrides net als zij, een verzameling van verminkte gestalten, half mens, half dier; hun gezichten waren maskers van stille wanhoop. Elara, nu volledig geit, sloot zich bij hen aan, maar er was geen troost in hun gezelschap. Er was enkel de bittere realiteit van haar gevangenschap, de ondraaglijke stilte van haar stemloze geitengeluid, de eindeloze, koude dagen in de wei.

Jaren verstreken, de seizoenen veranderden, maar haar hopeloosheid bleef. De man in de witte jas kwam soms langs, observeerde haar, observeerde hen allen, tevreden met zijn werk. Hij droeg nooit meer het masker. Zijn ogen, echter, bleven even koud en zwart. Elara, oud en gebroken, stierf uiteindelijk in de wei, haar laatste kreet een schril geitengegil, ongehoord, onverlost. Haar dromen van redding, net als haar stem, waren voor altijd verloren gegaan.

Beeld van was
Beeld van was

De regen teisterde Franka als een woedende godin. Haar donkere haar, normaal zo glanzend en strak gevlochten, kleeft nu aan haar bleke wangen. Regen gutste in haar ogen, verblindend en koud. Ze was verdwaald, uren al, de weg terug naar de stad kwijt in dit desolate heidelandschap. Dan zag ze het: een vage gloed door de regen, een lichtpuntje in de duisternis. Een huisje, afgelegen, verscholen achter een groep statige eiken. Hoop, een klein maar fel vlammetje, ontstak in haar hart.

Ze rende erheen, de modder spetterend tegen haar kleren. De deur, van donker eikenhout, stond op een kier. Franka aarzelde even, de kou prikkelend in haar botten, maar de aanhoudende regen dwong haar om binnen te treden.

Het huisje rook naar honing en smeltende was. Een oude man, zijn gezicht gerimpeld als een oude perkamenten kaart, stond met zijn rug naar haar toe, gebogen boven een werktafel vol met kaarsen van alle soorten en maten. Hij droeg een schort, besmeurd met was in honderd verschillende tinten.

"Vergeef me", haperde Franka, haar stem schor van de kou en de schrik. "Ik ben verdwaald en de storm..."

De man draaide zich om. Zijn ogen, een onverklaarbaar helder blauw, schenen te gloeien in het schemerige licht van de kaarsen. Zijn gezicht, ondanks de rimpels, had een onschuldige, bijna kinderlijke uitdrukking.

"Welkom", zei hij zacht. "Kom binnen, droog je af."

Franka was zich bewust van haar uiterlijk. Haar natte kleren kleefden aan haar slanke lichaam, haar lange, zwarte haar hing als een gordijn om haar gezicht, benadrukkend de scherpe lijnen van haar jukbeenderen en de volle, rode kleur van haar lippen.

De man bood haar warme thee aan en een wollen deken. Hij sprak weinig, maar zijn ogen volgden elk van haar bewegingen. Franka voelde zich ongemakkelijk, maar hij leek onschuldig, zijn vriendelijkheid oprecht.

Later, terwijl de storm buiten woedde, ontdekte Franka zijn atelier. Het was een wonderlijke ruimte, gevuld met wassen beelden, levensecht in hun detaillering. Sommige waren herkenbaar: portretten, dieren. Anderen waren mysterieus, zonder duidelijke vorm. De man legde haar uit dat hij kaarsenmaker was, maar zijn werk ging verder dan het maken van kaarsen. Hij creëerde, zo zei hij, met het vloeibare was, met het vloeibaar geworden leven.

Dan besefte Franka, met een ijskoude angst, dat ze zich niet meer kon bewegen en wat hij van plan was. Terwijl hij haar begon in te smeren met warme, geurige was, zag ze haar eigen reflectie in zijn ogen – een reflectie die langzaam verdween, vervangen door het glinsterende oppervlak van een wassen huid. Haar bewustzijn begon te vervagen, een zinken in de warme, zachte prikkelingen van de was.

Ze zag hem, de kaarsenmaker, stilstaan, zijn ogen vol een vreemde mix van bewondering en iets anders, iets duisters, terwijl hij zijn laatste meesterwerk bewonderde: een levensecht wassen standbeeld van haar, gevat voor altijd in de melancholieke schoonheid van een stormnacht. Haar laatste gedachte was de intense, ijzige angst die over haar heen spoelde – het besef dat haar schoonheid, haar jeugd, haar leven, waren gevangen in een eeuwige, wassen stilte. 


Lodewijk, een jongeman die hem later zou ontmaskeren, zou dit beeld vinden, een getuigenis van de kaarsenmakers duistere kunst waardoor de kaarsenmaker veroordeeld kon worden.

Dokter vermeer, Barbie, catgirl en ...
Dokter vermeer, Barbie, catgirl en ...

De regen kletterde tegen de ramen van het verlaten laboratorium, een ritmisch tegenpunt bij het sissende geluid van de apparatuur. Dr. Adrian Vermeer, een man met een gezicht dat even koel en berekenend was als zijn ogen, observeerde zijn nieuwste meesterwerk. Voor hem stond Anya, een vrouw die ooit stralende bruine ogen en een warme lach had bezeten. Nu was ze een levensgrote Barbiepop, haar huid porseleinen wit, haar haar een onnatuurlijk platinablond, haar ogen grote, lege glazen kralen. Het was het werk van zijn "perfectionerings"-procedure: een cocktail van experimentele genetische manipulatie, chirurgische ingrepen en neurologische programmering, subtiel maar diepgaand. De procedure, uitgevoerd in etappes onder een cocktail van verdoving en experimentele amnesie-inducerende middelen, had haar lichaam omgevormd, haar geest onderworpen. Anya geloofde dat ze een slaaf was, een rol die dr. Vermeer zorgvuldig in haar hersenen had ingeprent.

Haar dochter, de achttienjarige Lisa, een intelligente en koppige jonge vrouw met haar moeders bruine ogen en een weerspannig bos zwart haar, was wanhopig op zoek naar haar moeder. Haar zoektocht, die haar leidde langs dode sporen en loze beloften, was vruchteloos. De politie had haar afgedaan als een hysterische tiener. Zo had Adrian het gepland.

Toen Lisa op een verlaten parkeerplaats een flits van bekendheid zag – een rode sportwagen, identiek aan die van haar moeder – was het al te laat. Adrian had haar gelokt, en met een subtiele injectie een verdovend middel in haar nek toegediend.

In het laboratorium onderging Lisa een nog gruwelijker metamorfose. Adrian gebruikte een verfijndere versie van zijn 'perfectionerings'-technologie. Ditmaal was het geen eenvoudige cosmetische transformatie, maar een die haar DNA fundamenteel veranderde. Chirurgische precisie, gecombineerd met genetisch manipulatie, maakte van Lisa een wezen dat half mens, half kat was. Een operatie die uren duurde, waarbij Adrian met een bijna sadistische precisie haar huid opnieuw vormgaf, haar wervelkolom verlengde om een elegante kattenstaart te creëren – een ware, functionele staart die elegant bewoog. Een zwart-witte vacht, levensecht en zijdezacht, bedekte haar lichaam. Neurologische stimulatie en hersenenprogrammering waren essentieel om haar nieuwe identiteit te implanteren. De herinnering aan haar vroegere leven was vernietigd, vervangen door de overtuiging dat ze een catgirl was, een wezen waar ze zich compleet thuis in voelde.

Adrian's ambities waren echter groter dan Anya en Lisa. Hij wilde verder gaan, zijn experimenten opschalen. Een nieuwe vrouw, de jonge, levenslustige Sarah, werd ontvoerd. Sarah, met haar rode krullen en een sprankelende persoonlijkheid, was het volgende slachtoffer. In het verlaten laboratorium, onder de onophoudelijke regen, begon Adrian aan zijn volgende meesterwerk: het transformeren van Sarah in een hybride wezen – half vrouw, half koe, met functionerende uiers en een schitterend patroon van koeienvlekken over haar lichaam. Met elke sissende injectie, elke precieze snede, versterkte dr. Vermeer zijn macht, terwijl de regen zijn krankzinnige ambities wegspoelde. Hij was niet alleen een wetenschapper, maar een architect van een nieuwe, verdraaide werkelijkheid, waar zijn gruwelijke creaties in angst en gehoorzaamheid leken te leven.


De roodharige Sarah zit op een stoel, dr. Adriaan Vermeer doet iets en Sarah gilt ... 

Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin